Misschien kwam het omdat de hittegolf voorbij was. Wekenlang waren het kroppen knapperige sla, zoetrode tomaten en sappige komkommers die mijn aandacht trokken op de markt. Maar na de eerste koele nacht viel mijn oog ineens op de pompoenen, de aubergines, de kool. Bijna had ik zin om een stoofschotel te maken, vlees dat urenlang heel zachtjes suddert in een steeds rijker wordende saus, terwijl het huis doordrenkt raakt van de geur van knoflook en wijn. Troostrijk eten. Een berg boterige aardappelpuree, goudgele polenta.
Ik weet dat ik doordraaf. Het is augustus, en eigenljk wil ik nog geen afscheid nemen van de zomer. Ik wil nog heel wat ochtenden zonder jas de deur uit lopen en op een terrasje in de zon een kop koffie drinken. Maar het is de culinaire inspiratie die ik mis, want de wisseling van seizoenen is het grootste geschenk voor een kok. Alles wat te lang duurt wordt saai. Eten wordt kostbaar en aantrekkelijk omdat het er niet altijd is - we genieten van witte asperges omdat we weten dat het maar even kan, maar om creatief te blijven hebben we variatie nodig. En daarom flirt ik stiekem midden in de zomer vast met de smaken van de herfst.
Rode kool dus. De zomer-rodekool die nu verkrijgbaar is is lichter van kleur dan de wintervariant, bijna meer roze dan paars, en de kropjes zijn kleiner en minder stevig. Maar als je ze opensnijdt zie je diezelfde prachtige hersenachtige structuur, met het kronkelige lijnenpatroon in paars en roomwit. In de herfst stoof ik rode kool een paar uur in rode wijn, met uien en appeltjes, en serveer het bij het eerste wild van het seizoen. Nu maak ik een salade met diezelfde smaken (rode wijnazijn, appel, rozijnen en pijnboompitten), maar alles lichter en frisser. Een herfstgroente in zomervermomming.
No comments:
Post a Comment