31.5.07

Spelen met asperges



Er lag nog een kilo witte asperges in de vriezer. Geschild en ingevroren op de dag dat ze hier arriveerden direct van het Brabantse land, bezorgd door onze Asperge Connectie. Ik peinsde al weken over wat ik met die asperges zou doen. Mijn gedachten bleven cirkelen rond risotto, maar gek genoeg had ik eigenlijk helemaal geen trek in risotto! Gisteren bladerde ik zoals gewoonlijk bij mijn ontbijt in een kookboek (Marcella Says, het laatste boek van Marcella Hazan) en kwam langs de verse pasta. En meteen wist ik het: ravioli met asperges.



De helft van de asperges ging in de soep (een hele simpele, maar verrukkelijke soep: aspergekookvocht, gepureerde asperges, gebonden met een beetje room en een eidooier). De rest van de asperges pureerde ik (moest die puree wel heel lang in een zeef uit laten lekken, asperges zijn nu eenmaal erg waterig, en een pastavulling mag niet te nat zijn). Ik wilde alle klassieke aspergesmaken in de pasta verenigen, dus behalve aspergepuree, ging er een gekookte aardappel, een eidooier, een paar plakjes licht gerookte achterham, en een beetje peterselie doorheen. Een snufje versgemalen nootmuskaat omdat dat zo lekker is bij asperges. En als Italiaans accent een handje parmezaan.

Om de een of andere reden had ik gisteren niet veel geluk met mijn pastadeeg. Het was plakkerig en gedroeg zich anders dan anders in de pasta machine: scheuren, bobbels, luchtbellen.. ik stond te vloeken boven de ravioli en daardoor kwam het misschien, dat ik tijdens het eten van de pasta eigenlijk een beetje teleurgesteld was. Zoveel werk voor iets wat zo subtiel en eenvoudig smaakt!



Maar Dennis prees ze de hemel in en toen ik later stond af te wassen, inmiddels gekalmeerd van de pasta perikelen, voelde ik pas hoe lekker ik gegeten had (ja, ik blijf het maar zeggen, smaak is subjectief). Dus toch aspergesucces, gisteren. Gelukkig zit er nog een eenpersoonsportie in de vriezer…
Dezelfde vulling zou, denk ik, ook heerlijk zijn met groene asperges (en die zijn minder waterig, dus makkelijker te verwerken).

En dan wil ik nog even melding maken van het verse-pasta-wonder. Ik begin altijd met 1 cup (Amerikaanse maat) bloem en 2 eieren. Dan voeg ik meestal nog flink wat extra bloem toe om een mooi (niet te plakkerig) deeg te krijgen. Deze hoeveelheid is voor ons voldoende voor 1 (klein) hoofdgerecht voor 2 personen, en een kleine portie voor de vriezer – maar soms eten we het ook gewoon in 1 keer op! Maar nu het wonder. De vulling maak ik altijd zo´n beetje uit de losse pols. Restjes uit de koelkast,wat voor groente kunnen we nog pureren, handje kaas er bij. En altijd heb ik precies genoeg vulling voor de pasta – na het steeds opnieuw uitrollen van de pasta afsnijdsels, hield ik gisteren 1 vierkante centimeter deeg over en geen vulling. Zou het betekenen dat ik in een vorig leven een Italiaanse mama was, die vele porties pasta produceerde voor haar uitgebreide familie?

29.5.07

Abalone, walvis, haaievinnen en foie gras


Oftewel, een avond in Japan - of was het toch Den Bosch?

Vrienden nodigden ons uit hun gezamenlijke verjaardag met ze te vieren in Japans restaurant Shiro. Een treinrit van een uur en we staan in Den Bosch, waar een jazz-festival aan de gang blijkt – hordes mensen in de smalle straatjes, openluchtpodia en heel veel plastic bierglazen. We vluchten naar de serene zolder van Shiro. Een van onze vrienden is Japans, en dat betekent dat hij de onderhandelingen voert met de gastvrouw. Wij krijgen de menukaart niet eens te zien (heerlijk, als je niet hoeft te kiezen) en kunnen ons in alle rust overgeven aan de kaiseki-experience.

Zoals de Italiaanse keuken meer te bieden heeft dan spaghetti en pizza, ze in Amerika niet alleen maar hamburgers eten en in Spanje niet alleen maar paella, zo is de Japanse keuken meer dan rauwe vis en walmende teppanyaki (waar ik inderdaad, je raadt het goed, geen fan van ben).
Kaiseki is de top van de Japanse kookkunst. Ruim 500 jaar geleden ontstaan in Kyoto, was het oorspronkelijk een lichte maaltijd, diverse kleine gerechtjes die geserveerd werden bij de theeceremonie. Dit ontwikkelde zich naar het kaiseki menu – een maaltijd die bestaat uit een opeenvolging van beeldschoon gepresenteerde gerechten, stuk voor stuk geserveerd in het prachtigste porselein en aardewerk. De aandacht en zorg die aan elk hapje (en sommige gerechtjes zijn echt niet groter dan een hapje) besteed wordt is adembenemend. In de jaren ´70 van de vorige eeuw reisden Franse chefs als Bocuse naar Japan, en introduceerden vervolgens kaiseki als Nouvelle Cuisine in Frankrijk. Het moderne menu dégustation, de proeverij, kan worden gezien als de westerse vertaling van het kaiseki menu.
Een ander karakteristiek van kaiseki: elk gerecht is strikt seizoensgebonden. Het menu verandert met het seizoen, niet met de inspiratie van de kok, en daarmee krijgt het eten een diepere betekenis. De eetbare kersenbloesem kondigt de lente aan, kabocha pompoen de herfst.

Ons kaiseki menu begon met een aantal kleine, koele hapjes waarin vis en verse groente de hoofdrol speelden.
Abalone op gemarineerde kerstomaatjes en geraspte komkommer. De kerstomaatjes waren de kleinste die ik ooit zag: kleiner dan de nagel van mijn pink, en intens zoet en smaakvol.

Octopus op jonge bamboe, met peperige sansho-blaadjes. Rechtsachter een schaaltje met diverse gemarineerde groente, haaievin, yuba (tofuvelletjes), gegarneerd met zoute, wollige, geschaafde bonito (gedroogde vis)

Dit is waarschijnlijk niet authentiek Japans, maar een mooi voorbeeld van geïnspireerd seizoenskoken: witte asperges met gerookte zalm, tofu van asperges en zalmmousse. De tofu was ongelooflijk, daar had ik met plezier een heel bord van leeg kunnen lepelen. Onvoorstelbaar zacht en zijde-achtig van textuur, elke hap leek een magische aspergedroom te zijn die vervloog zo gauw je hem had doorgeslikt.

Shabu shabu van Wagyu rundvlees, met zeewier en ume (Japanse geconserveerde pruim). Het vlees was lichtgegaard in bouillon, maar werd koud geserveerd - als een soort superieure rosbief. Zoet en mals en perfect in combinatie met het zoutige zeewier en de lichtzure pruim.

Over dit gerechtje deden zowel Japanse serveerster als Japanse vriend een beetje verontschuldigend: uni (zee-egel) op een salade van zeewier en walvisvet. Walvisvet? Op de ethische implicaties daarvan wil ik later nog eens ingaan (overpeinzingen waarin walvisvet gezelschap krijgt van foie gras en bio-industrie), maar voor nu zal ik alleen vertellen hoe het smaakte. Prettig taai, licht vettig, meer vlezig dan vissig. Een goede combinatie met de zilte uni.

Sushi en sashimi, met als hoogtepunt de toro (vette tonijnbuik)

Hierna volgde een warm visgerecht waar ik vergat een foto van te maken: gebakken yellowtail tonijn en een tempura van garnaal en shii-takes.

Daarna kwam wat de gastvrouw het ´hoofdgerecht´ noemde: gesmoorde rundertong in een intens smaakvolle bouillon, met daarop een stukje gefrituurde foie gras.

Traditioneel volgt nu rijst als laatste gang, maar wij kregen een verfrissend gerecht van koude udon noedels en kreeft met gember en lente-ui.

Een paar maanden geleden at ik mijn eerste kaiseki-menu, in het restaurant Yamazato (in het Okura hotel in Amsterdam). Ook daar volgde na een reeks van de meest elegante, subtiele en verfijnde visgerechtjes, een vleesgerecht met zoute, zoete, donkere smaken dat leek te botsen met alles wat we eerder aten. Het was verrukkelijk (Wagyu biefstuk met rode miso en ganzenlever) maar de overgang was plotseling en heftig. In Shiro was de overgang iets geleidelijker door het warme visgerecht dat aan het vlees vooraf ging, maar toch vraag ik me af of een vlees-hoofdgerecht een concessie aan het westers eetpatroon is? Of is dit ook in Japan een normale opeenvolging van gangen in een kaiseki menu?

Een paar afsluitende gedachten over smaak, uit eten gaan en verrast worden. Vorige week schreef ik over Onder de Linden, met als subtiel punt van kritiek dat de smaaksensaties niet in elk gerecht opwindend genoeg waren. Zondag in de trein van Den Bosch naar Amsterdam, uiterst voldaan en gelukkig na een avond vol onverwachte smaken, dacht ik hier nog eens over na.
Het is natuurlijk veel makkelijker om verrast te worden door haaievin, walvis en abalone dan door lamsbout en zeebaars. Wat je in je mond stopt is nieuw, je gaat voorzichtig proeven, je probeert het te vergelijken met de smaken die je al kent. En uiteindelijk weet je soms niet eens zeker of je iets nu heel lekker vond, of dat het het onverwachte is wat je betovert. Smaak is subjectief en de emotie die een hap eten bij je teweeg brengt, overstijgt de chemische processen in je mond. De mate waarin je verrast wordt heeft ook alles te maken met je verwachtingspatroon, en dat heeft weer te maken met stemming, gezelschap, hoe lang je al naar iets uitkijkt, wat je gelezen hebt... Objectief oordelen over eten is bijna onmogelijk.

Ik weet in ieder geval nu al zeker, dat ik in de herfst terug ga naar Shiro voor een nieuw seizoensmenu!

Met dank aan onze jarige vrienden voor een geweldige avond!

Shiro
Uilenburg 4, Den Bosch (10 minuten lopen vanaf het station)
tel. 073 6127600

26.5.07

Van stad naar stad

I love Paris in the springtime
I love Paris in the fall
I love Paris in the winter, when it drizzles
I love Paris in the summer, when it sizzles


Vervang Parijs door Amsterdam (jammer dat het dan ritmisch niet meer klopt), en je krijgt mijn gevoel toen ik vandaag door de stad fietste. Het mooie van je eigen stad, en de basis van die grote liefde voor je eigen stad, is de nooit vervelende combinatie van Oud & Vertrouwd en Nieuw & Spannend. Om diezelfde reden kunnen tripjes naar onbekende steden zo vermoeiend zijn - alles nieuw, en je weet niet waar je heen moet om uit te rusten van alle indrukken.



Vorige week waren we in Groningen, een stad waar we niet vaak komen, maar die ik toch in mijn herinnering had als rustig en zelfs pittoresk – iets waar je als toerist in eigen land soms naar op zoek kunt zijn. Maar Groningen bleek overgenomen door maar liefst 2 kermissen, en het leek alsof elke straat op een kermisplein vol zuurstokroze attracties en hoempamuziek uitkwam. Gelukkig vonden we uiteindelijk toch de stille straatjes en het ons vertrouwde antiquariaat Timbuctoo. Ons vierde bezoek, en nog dezelfde gemoedelijke eigenaar, de leren luie stoel bij de kassa, en de originele collectie tweedehands kookboeken. Nu eens niet een overdaad aan meditteranea, maar vooral veel patisserie, Oost-Europa en Azië.



Daarna naar Aduard, naar herberg Onder de Linden, waar we overweldigd werden door een multi-gangenmenu. De hoogtepunten: 1 van de amuses, een loempiaatje met ossenstaart en zwezerik; de coquilles met bieten/gember chutney en avocadocrème; en het kaasgerechtje – een zoetzure compote van rabarber met daarop een bolletje vederlichte, romige Gorgonzolamousse.




Uitblinkers in een menu dat verder misschien iets te weinig verrassingen bood. Alles was goed gedaan, met ingrediënten van hoge kwaliteit, maar alleen deze 3 gaven me die ervaring waarnaar ik altijd op zoek ben als ik uit eten ga, in elk restaurant van elk niveau. Het moment van verrassing als je de eerste hap in je mond stopt, de combinatie van smaak en textuur die je laat nadenken over wat er op je bord gebeurt, en een langzaam proeven en smaken van elk hapje, wensend dat het bord niet leegraakt.



Is dat te veeleisend, te kritisch? Misschien. Maar dat betekent niet dat ik van het eten niet genoten heb. Ik kan nu eenmaal nooit gedachtenloos eten. Ik ontleed, analyseer en probeer in het hoofd van de kok te kruipen. Waarom heeft hij of zij bedacht dat ik dit op mijn bord krijg? Ik leg de lat hoog, maar onder die lat zijn heel wat treden en pas helemaal onder aan de ladder word ik echt kritisch, of zelfs boos. Dit diner stond hoog genoeg op de ladder om te zorgen voor een geweldige avond. Op een gemiddelde dag ben ik al blij met 1 top-smaakervaring, dus na 3 sublieme en een stuk of 6 heerlijke gerechten, hoor je mij niet klagen.

We sliepen onze eet- en wijnroes uit op 1 van de gastenkamers van Onder de Linden. De volgende dag nog een uitstapje naar Leeuwarden. Daar kwamen we terecht in de Boomsma likeur & jeneverstokerij, en wat blijkt? Het Bols museum in Amsterdam, onlangs geopend, is niet het enige drankmuseum van Nederland... Ook in Leeuwarden kun je ruiken aan de ingrediënten van de beroemde Beerenburg, zij het in iets minder trendy omgeving dan bij Bols.
ruiken in Leeuwarden
ruiken in Amsterdam

Amsterdam is mijn stad, waar ik elke dag iets nieuws in ontdek, maar waar ik gelukkig ook een paar keer per week bij het Blauwe Theehuis in het Vondelpark koffie kan drinken, liefst altijd aan hetzelfde tafeltje. Maar goed eten en drinken, en verrast worden, dat kan overal.
Morgen gaan we zuidwaarts en eten we in Den Bosch. Weer wat anders, wordt vervolgd!

19.5.07

Eetbare souvenirs



We zijn net terug van een weekendje Groningen en Friesland. Een uitgebreid verslag van alles wat we aten volgt.. maar dit is alvast een foto van onze souvenirs: Groningse worst, heerlijk sappig en met een stevige kruidnagelsmaak, en Friese Beerenburg - ook al met kruidnagels (en 13 andere kruiden en specerijen). Gelukkig hou ik erg van kruidnagel, en ze smaken heerlijk samen!

16.5.07

Herinneringen aan Hamburg, en bleekselderijsoep


Toen ik 20 was, woonde ik een jaar in Hamburg. Het appartement dat ik deelde met een vriendin lag vlak achter de Reeperbahn, aan de haven van Hamburg met de grote vracht- en passagiersschepen, stalletjes met gebakken vis en souvenirwinkeltjes. De winter was koud en de zomer kort, maar altijd was er dat schitterende noordelijke licht, transparant koel-blauw, en het gevoel dat de hemel groter en wijder was dan in Nederland.

Ons huis had een keuken die ook als badkamer dienst deed, met een piepklein boilertje als enige warmwatervoorziening. Primitief, maar het was van ons, en we hadden heel wat uren gestoken in het opknappen en bewoonbaar maken van de oude kamers. Het keukenblokje had geen aanrecht, en we bezaten geen enkel electrich keukenapparaat. maar wel hadden we iets waar ik nog wel eens met heimwee aan terugdenk: een ouderwetse voorraadkast, met dikke stenen muren en een piepklein raampje.



Maar het belangrijkste was de grote keukentafel, waaraan alles gebeurde: de krant lezen, samen ontbijten, uien snijden, en koekjesdeeg maken. In de servieskast stond een grote Römertopf die altijd vol zat met dat heerlijke, lichtzure donkere Duitse brood.

Voor het eerst echt alleen, in een vreemd land, vergat ik de eet-regels waarmee ik was opgegroeid. Ik at niet als het tijd was, maar als ik honger kreeg. Ik at zo goedkoop mogelijk zodat er geld over bleef voor boeken – ik herinner me de week waarin ik zoveel huishoudgeld had overgespaard dat ik Baudelaires Les Fleurs du Mal kon kopen voor 20 mark. Eten moest voldoen aan een paar eisen: goedkoop, verkrijgbaar bij de supermarkt, en snel klaar. Achteraf heb ik natuurlijk spijt dat ik op geen enkele wijze recht heb gedaan aan wat Hamburg me culinair te bieden had. Maar het was een andere tijd: ik herinner me lange zomermiddagen met een detectiveroman in het Stadtpark, winterwandelingen rondom de bevroren Alster, eindeloze uren snuffelen in antiquariaten, avonden lang brieven schrijven – geen computer, geen mobiele telefoon, geen tv.

Nu (niet eens zo heel veel jaren later) nadenken over eten mijn grote passie is, komen er toch eet-herinneringen boven aan periodes in mijn leven die destijds helemaal niet in het teken van culinair genieten stonden. En zo heeft zelfs mijn jaar in Hamburg zijn culinaire nostalgie.



De beste zuivel: Doppelrahmstufe quark. Kwark, dat klinkt gezond, maar denk hierbij een een kruising tussen mascarpone en crème fraiche, met een licht prikkelend zuurtje, maar vooral het meest romige mondgevoel denkbaar. Het zat in een klein vierkant bakje met een gouden deksel. Ik nam niet de moeite het spul in een schaaltje over te doen, maar at het zo uit het kuipje, een pot honing er naast waaruit ik dan steeds opnieuw een gouden stroompje over de kwark uitgoot.
Dan waren er de verse Brötchen, het frambozenijs van de ijsboer op de hoek, Laugenbretzel, het pannenkoekenfeest voor Duitse vrienden, Zwiebelkuchen, middernachtelijke crackers met kaas bij kaarslicht.



En het allerbelangrijkste: in Hamburg heb ik voor de eerste keer iemand gelukkig gemaakt met mijn eten. Toen mijn vriendin was geslaagd voor een examen beloofde ik haar een etentje. Het was super simpel en spotgoedkoop: pasta met een saus van bleekselderij en blauwe kaas, en een tomatensalade. Maar op de een of andere manier klopte alles en was het in alle eenvoud een perfect gerecht – een bord eten dat zei: ik ben blij voor je, ik heb aandacht aan dit eten besteed, ik wil je succes met je vieren, en mijn vriendschap voor jou komt tot uitdrukking in elk plakje bleekselderij. Het was niet de eerste keer dat ik lekker had gekookt, het was wel de eerste keer dat mijn eten een geschenk was voor degene die het opat. Het was een maaltijd die we ons allebei nu nog herinneren, terwijl heel wat cadeaus die we in 20 jaar vriendschap hebben uitgewisseld, inmiddels vergeten zijn.

Eten als cadeau is iets wat de rode draad werd in mijn relatie met koken. Als ik op zoek ben naar de perfecte versie van een gerecht, als ik nieuwe dingen uitprobeer, dan is dat nooit een op zichzelf staand scheikundig experiment – altijd leeft in mijn achterhoofd de gedachte van het delen en geven. Dagelijks kook ik voor Dennis, regelmatig voor vrienden en familie, dan zijn er de grote diners en feesten een paar keer per jaar waar weken van plannen aan voorafgaan, en als dat er allemaal niet is, is er tegenwoordig ook het delen van foto’s en recepten met bevriende koks van over de hele wereld.



Al deze gedachten omdat ik dit weekend een doosje met foto’s uit Hamburg vond. Vervolgens ging ik naar de markt en vond superverse bleekselderij (alles behalve bleek), heldergroen, knapperig en sappig. De volgende logische aankoop was een stukje blauwe kaas, en ’s avonds maakte ik voor Dennis deze ongelooflijk lekkere soep.
Het is een recept uit 1 van mijn oudste en meest geliefde kookboeken: Jane Grigson's Vegetable Book.

Bleekselderij-blauwe kaassoep
voor 2 personen
een halve struik bleekselderij, schoongemaakt, in plakjes
1/2 liter lichte kippenbouillon
1 kleine ui, gesnipperd
25 gram boter
1 eetlepel bloem
50 gram blauwe kaas (maakt niet uit wat voor soort, als het maar een romige en niet te pikante variant is)
zout, peper, (nootmuskaat)
croutons
fijngehakte peterselie of fijngehakte blaadjes van de bleekselderij

Smelt de boter in een pan. Doe de ui en bleekselderij erbij, doe het deksel op de pan en smoor de groente in de boter tot ze zacht zijn, ca. 10 minuten (laat ze niet bruin worden).
Strooi de bloem erover en roer goed door. Giet de bouillon erbij, roer goed zodat er geen klontjes bloem zijn, doe het deksel op de pan en laat ca. 40 minuten heel zachtjes koken. Breng op smaak met zout (niet teveel want de kaas is ook zout) en versgemalen peper. Nu kun je de staafmixer erin zetten maar meestal is dit niet nodig, de groente zijn al tot moes gekookt. Ik voeg nu een heel klein beetje versgeraspte nootmuskaat toe, omdat ik dat een heerlijke combinatie vindt met blauwe kaas.
Roer vlak voor het serveren de verkruimelde kaas door de soep. Zorg dat de soep nu niet meer kookt. Eventueel kun je een klein beetje kaas achterhouden en op het laatst over de soep strooien. Strooi er ook wat fijngehakte peterselie of selderijblad over, en serveer met croutons.

Croutons:
een stukje stokbrood van gisteren
1 eetlepel olijf- of walnotenolie
Scheur het brood in rommelige stukjes. Doe brood en olie samen in een kleine koekenpan en zet die op heel laag vuur. Laat de croutons in ca. 15-20 minuten goudbruin en knapperig worden (schud ze af en toe even om). Het geheim van goede croutons is langzaam bakken - het duurt langer dan je denkt, je moet naar de pan kijken en denken: gebeurt er eigenlijk wel wat?

15.5.07

Oh, Dorie!



Ik ben verliefd. Ja, zo voelt dat soms als je een nieuw kookboek, een nieuwe auteur hebt ontdekt. Sinds ik dit boek voor mijn verjaardag kreeg ligt het op mijn keukentafel groot, dik, glanzend en mooi te zijn. Ik kan mijn ogen er niet vanaf houden en blader erin wanneer ik maar kan. Bij het ontbijt, ’s avonds als ik wacht tot het pastawater kookt. Voor het slapengaan, nog éven.. en als het niet zo zwaar was, nam ik het mee naar bed.
Echte Liefde.





Dorie Greenspan werkte met beroemdheden als Julia Child en de Franse meesterbanketbakker Pierre Hermé. Nu schreef ze dus haar eigen boek, over zoetigheid en bakplezier: Baking: from my home to yours.
De titel dekt de lading perfect. Dit zijn geen ingewikkelde restaurantdesserts. Dit zijn huiselijke cakes en taarten, van het soort dat je op een regenachtige zondagmiddag wilt gaan bakken. Koekjes die je huis vullen met de hartverwarmende geur van warme suiker en smeltende boter.



Sinds ik het boek in huis heb, heb ik gemaakt: koffie-kardamomcake, zout&peper chocolade koekjes, gember/limoenkoekjes, chocolade vanillepuddinkjes en gemarmerde chocolade cheesecake. Alles in anderhalve week, niet slecht voor iemand die eigenlijk altijd nogal nerveus wordt van bakken. Dorie’s recepten werken. Ze vertelt hoe het beslag eruit moet zien, dat je niet in paniek moet raken als het geschifte klontjes vertoont, hoe het moet voelen, ruiken. Ze neemt je bij de hand en leidt je door het recept, zoals je zou willen dat je moeder je bakken had geleerd.

Op eGullet is al maandenlang een topic actief over sit boek. Dorie Greenspan is zelf lid van eGullet en neemt regelmatig deel aan die discussie. Uit dat topic, en uit haar eigen weblog blijkt nog meer dan uit de receptenintro’s haar innemende persoonlijkheid. Niet alleen staat ze met beide benen op de grond, ze staat ook heel dicht bij haar publiek. Ik denk dat het uniek is dat een beroemd auteur zich zo tot haar fans verhoudt. Ze is zo enthousiast en gedreven maar toch bescheiden en ‘gewoon’ dat je wel van haar moet houden.



Een geweldig boek dus. Met 1 heel klein, minuscuul minpuntje. Het is een Amerikaans boek. Dat betekent dat de Amerikaanse muffins, cobblers en biscuits een beetje oververtegenwoordigd zijn. Geen echt probleem als je net als ik van dat soort baksels houdt. Groter minpunt is het Amerikaanse maatsysteem – je moet met cups en botersticks werken, toch echt onhandig voor iemand die nerveus wordt van bakken en die liever accuraat zou willen wegen. Maar je went eraan. Koop een set Amerikaanse maatbekers en leef je uit met dit boek! Je krijgt er geen spijt van.

9.5.07

Volg mijn keukenavonturen


Wat is dit? Een mangorita! Een verslavende cocktail van mangopuree, tequila, limoensap, en blue curacao. Hij werd gisteren voor me gemixt door een Amerikaanse expat, die ik nog nooit had ontmoet, op een internetetentje. Het diner was onderdeel van mijn eGullet foodblog, dat loopt van 7-13 mei. Neem een kijkje in mijn keuken!

3.5.07

Asperge-perfectie




Perfectie heeft weinig woorden nodig. Deze asperges aten we dit weekend. Vers uit de Brabantse grond, zo sappig dat het vocht in mijn gezicht spatte toen ik ze aan het schillen was. 1 kilo ging geschild de vriezer in (nooit eerder gedaan, ben benieuwd wat daarvan terecht komt) en 1 kilo aten we meteen op, klassiek zoals het hoort: aardappels, gerookte ham, gekookte eieren en een poel van gesmolten boter.

Dit is, geloof ik, wat ik zou willen eten als ik wist dat het mijn laatste maaltijd was. Ik kook regelmatig iets heerlijks, maar maar al te vaak lukt het me niet om dat succes te reproduceren. Teveel onzekere factoren en toevalstreffers. De goddelijke spinazielasagna met ragu Bolognese, ik zou het niet willen wagen voor mijn galgenmaal – uit angst dat de pasta mislukt, de saus niet smaakvol genoeg is. Maar een aspergediner gaat meer over goed inkopen dan over keukentechniek. Als de asperges barsten van het sap, de eieren en boter vers zijn, de aardappels nieuw en smaakvol, de ham lichtgerookt en van goede kwaliteit, dan is er niets lekkerders te bedenken, tenminste niet zolang je aan het eten bent, de boter druipend langs je kin.




Verder filosoferend over dat laatste diner… ik hoef niks vooraf, dat bederft de eetlust maar. Misschien een hele kleine salade met Hollandse garnalen. En als toetje graag een trifle met verse frambozen en lemoncurd! En oja, dan ook iemand die dit allemaal voor me klaarmaakt. Het is tenslotte mijn galgenmaal fantasie..